vrijdag 29 augustus 2014


PASPOORT VAN WILLEM LAMBERTSZ DE GOOIJER



1. Willem zit links    2. Willem zit rechts    3. Willem staat in het midden

___________________________________________________________

JONGE GOOIERS OP ZOEK NAAR WERK  


Rond de vorige  eeuw­wisse­ling zochten  vele Gooise boerenzonen  in hun eigen omge­ving tevergeefs  naar werk in de landbouw of veeteelt. De oorzaak was dat na de aanleg van de spoorweg Amsterdam Amersfoort in 1874 steeds meer Gooise Enggronden werden onttrokken voor woningen voor industriearbeiders, maar ook en vooral voor grote villa’s met ruime tuinen.  Het Gooi werd het favoriete woongebied van welgestelde Amsterdammers. Hele villaparken ontstonden zo. (1)  
Geen wonder dus dat de Gooise boerenjongens werkgelegenheid buiten de eigen woonstreek gingen zoeken. Berichten over de gunstige arbeidsmarkt in Duitsland sijpelden ook in het Gooi door en het duurde niet lang of de eerste Gooiers trokken oostwaarts.
Vanuit Naarden vertrok ook Willem Lambertsz de Gooijer in 1907  naar een Molkerei in Duitsland, met name naar de streek bewesten de stad Meurs, in het Duits gespeld als Moers. Hij kreeg  het beheer over een grote stal met koeien, zijn beroep stond bekend als Schweizer.
Tijdens de spaarzame keren dat de Schweizers, als Willem,  in Naarden op bezoek waren, vertelden ze  enthousiaste verhalen.  Van hun loon konden ze sparen voor een fiets., zodat ze geen dure treinreis hoefden te maken.  Soms kregen ze verlof van wel acht dagen om naar huis te gaan. Die gebruikten ze meestal voor bijzondere gelegenheden.. Zoals  voor 12 mei 1914, toen ze met z’n allen de 100-jarige herdenking van de aftocht van de Fransen uit Naarden (2) feestelijk vierden, tezamen met de andere Naarders. 



HET DAGBOEK VAN WILLEM LAMBERTSZ DE GOOIJER

Een van de Naarder Schweizers legde zijn ervaringen vast in een dagboek. Dat was de in 1882 geboren Willem Lambertsz de Gooijer, die in 1907 de Vesting verliet. Willems vader was al op jonge leeftijd overleden. Zijn moeder de weduwe Mietje de Gooijer-Schrager, moest als brugwachtster in het onderhoud van haarzelf en een stel jonge kinderen voorzien.  Vanuit een ‘rijkswoning’ bediende zij de ‘Groene Brug’ in de Amsterdamsestraatweg.  Die rijkswoning is er niet meer, maar de brug (zij het vernieuwd) nog wel, het is de eerste vanuit de Vesting in de richting van Muiden.  Hoewel werkzaam als boerenknecht hielp Willem waar mogelijk, tot aan zijn vertrek naar de Molkerei. 
Willem’s ‘Schweizer-dagboek’ bestond uit een eenvoudig schoolcahier dat hij met zwierig handschrift vol schreef met de in Duitsland opgedane ervaringen. Op het etiket pende hij ‘Herinneringen uit de jaren 1914-1915’.
Lezenswaardig  is vooral de beschrijving van zijn laatste roerige  week in Duitsland. Dat was de week vanaf eind juli tot aan zijn terugkeer in Naarden op verijdag 7 augustus 1914. Willem verbleef toen in het Duitse dorp Schaephuysen, dat zo’n tien kilometer van de stad Moers verwijderd lag. Zijn broers Gerrit en Rijk alsmede twee neven werkten ook in de omgeving. Zijn belevenissen opgetekend in het dagboek volgen in de rest van dit verhaal. 

EEN KNAGENDE ONZEKERHEID

De Eerste  Wereldoorlog was net aan de gang en bijna gelijktijdig met het Duitse leger mobiliseerden ook de Nederlandse strijdkrachten.  Hoewel Willem 32 jaar oud was en in 1903 zijn militaire dienstplicht had vervuld, verkeerde hij toch in onzekerheid of hij opgeroepen zou worden.  Het liefst zou hij  in deze  onzekere tijd zo gauw mogelijk naar huis gaan om zijn moeder te helpen.  Zijn broers hoefden niet in dienst, die waren vrijgeloot of hadden vrijstelling vanwege volbrachte broederdienst.  Zijn jongere neven daarentegen , ook werkzaam als Schweizer, waren wel dienstplichtig. Een van hen werd zelfs via het Nederlandse consulaat per direct opgeroepen om naar huis te keren om zich te melden.  Willem bracht hem naar het station in Moers. 
Onderweg daarheen bemerkten de Naarders dat de Duitsers overal bezig waren om bij de boeren paarden te vorderen voor hun veldartillerie.
Ze zagen  ook Duitse soldaten: "In hunne nieuwe veldgrauwe uniformen met helmen op en laarzen aan".   Alleen de terugweg  van Moers naar Schaephuisen, kwam Willem
Door dorpen "In volle feestdos, daar werd gevlagd en zelfs de klok geluid".­ Op zijn vraag wat dit te  betekenen had, antwoordden uitgelaten dorpelingen hem dat de Duitsers glorieuze overwinningen hadden behaald.
De gehele Russische vloot was vernietigd,  20.000 Franse vijanden gevangen genomen de bevriende  Oostenrijkers hadden hetzelfde gedaan met  20.000 Serviërs en het gehele Servische Hof in hechtenis genomen. . Toen Willem  tegenwierp dat hij hun blijdschap  wel wat wrang vond en bovendien aan de successen twijfelde, werden de dorpelingen kwaad en achtte hij het na een scheldpartij maar beter om door te lopen. Buiten het dorp ontmoette Willem nog een ‘Hollandse huzaar’, die hem wist te vertellen dat hij van de  'Hollandsche consul' vernomen had, dat in Holland iedereen die dienstplichtig was onder de wapenen moest komen. Willem’s hoop om buiten het leger te blijven, kreeg een behoorlijke knauw.
Terug op de Molkerei  in Schaephuysen kon hij nog net afscheid nemen van zijn  baas, Ook deze had ‘Wehrpflicht’, moest direct het leger in en stond op het punt te vertrekken. "Met een Auf wieder­sehen ging de baas  weg, ach hoe weinigen  zullen dat wie­dersehen beleven".
Willem zag die roerige dagen drommen Duitse mannen vergezeld van hun vrouwen, mismoedig naar het station gaan   "allen met roodgeweende oogen, zwijgend naast elkander".


HET VADERLAND ROEPT

In overleg met zijn neef Bertus nam Willem zich voor om naar de Nederlandse consul te gaan  om te vragen hoe de voor hem de nou precis in de steel zat.   Voordat het zover kwam, toonde een andere Nederlander, die in de buurt werkte hem een Duitse krant met een oproep.
 "in de Hollandsche taal, door de consul daarin geplaatst en daar stond zwart op wit dat Hare Majesteit de algemeene mobilisatie bevolen had van de Land- en Zeemacht".

Door dit onzalige bericht werd Willem’s laatste sprankje hoop, om buiten schot te blijven, definitief de bodem ingeslagen. Zijn militaire plunje had hij lang geleden al ingeleverd en begin 1914 – en dat was deze week – zou hij officieel vrij zijn gekomen van alle dienstplicht. Maar nu, nu was er geen ontkomen meer aan, het vaderland had hem nodig, hij had zijn plicht te vervullen.
Na een ontroerend afscheid van de achterblijvende Schweizers, wende hij  tot neef Bertus Krijnen, die hem zou vergezellen op weg naar huis. Hij ging zich melden.
 "We togen op reis, neef en ik, alles achterlatend, alleen ons beste pak aan en de fiets bij ons en ons geld. Al het andere lieten we bij de boer staan. Waarom? Och we dach­ten; worden we  doodgeschoten dan hebben we toch niets meer noodig en overleven we de crisis dan zullen we het wel eens komen halen. Zoo kwamen we dan aan het station waar we dik­wijls geweest waren om neefs of vrienden naar de trein te brengen of zelf ons in de trein te begeven om een acht of veertien dagen naar huis te gaan".

PROBLEMEN AAN DE GRENS

In normale tijden vertrok de trein vanuit Moers 14.30 en  zouden de jongens  om 19.00 uur op het station Naarden-Bussum aankomen. Nu was daar geen sprake van. Al het personenverkeer lag stil.
De beiden Schweizers besloten daarom  maar op de fiets  naar Venlo te gaan. Een fietstochtje van anderhalf uur en ze zouden daar zijn. Vanuit Venlo zouden ze de reis naar huis dan met de trein kunnen voortzetten.
Maar helaas, net buiten het dorp Schaephuysen werden ze al aangehouden door de mannen van de plaatselijke ‘Feuerwehr ’, die alle wegen rond het dorp controleerden en hen, ondanks het vertonen van geldige papieren, voor verdere controle naar het ‘Buergermeisteramt’ commandeerden.  In de volgende dorpen herhaalde zich deze tijdrovende procedure.
Pas  laat in de middag kwam eindelijk de grens van Venlo in zicht  Maar :
 " oh wee, daar wilden ze ons absoluut net Duitsland uit laten".
De Duitse douane eiste een bewijs waarin stond dat zij voor de militaire dienst in eigen land waren opgeroepen. Alleen op vertoon van dat papier zouden ze de grens mogen passeren.
De jongens werd bevolen de Nederlandse consul in het 50 km verderop gelegen Kleef te bezoeken die hun dit bewijs kon verschaffen.

VIA KEVELAER EN KLEEF NAAR NAARDEN

Daar het al laat was om Kleef nog op tijd te bereiken, besloten de Naardense neven door te fietsen naar het halverwege in de richting van Kleef gelegen bedevaartsoord Kevelaer om te proberen daar logies te vinden.
 "Daar waren we nogal bekend, omdat we ieder jaar er naar toe gingen als de Gooische Processie er was, want dan troffen we altijd familieleden en bekenden".

Maar onderweg kregen ze bandenpech en  werden ze bovendien geteisterd door zware onweersbuien. Kleddernat met bemodderde kleren bereikten ze ’s avonds laat Kevelaer, waar ze in een Gastwitsschaft hun kleren mochten drogen, wat te eten kregen en de nacht doorbrachten.   
De volgende ochtend vervolgden ze de reis per trein, de fietsen gingen mee. In Kleef aangekomen bleek de wachtkamer van het consulaat met vijftig lotgenoten afgeladen.
Maar de consul en zijn assistent schreven en stempelden er lustig op los.
Eenmaal  in het bezit van het vereiste document werd de reis per fiets door een prachtig heuvellandschap in de richting van Nijmegen voortgezet.  Op vertoon van het oproepbevel werd de grens bij Berg en dal probleemloos gepasseerd. Ze waren thuis in eigen land.
De oude keizerstad werd in de namiddag vlot binnengepeddeld, maar bij het station aangekomen, bleek de eerstvolgende trein pas om 19.30 te vertrekken. Ze besloten daarom de stad wat te gaan verkennen. Het was onrustig in het centrum, veel pratende burgers op straat en daar tussen  wemelde het van de militairen.
"Toen we dan eindelijk om half acht van Nijmegen vertrokken, trof ons al direkt het bevel dat bij de overgang van de Waal, alle ramen van de coupé's dicht moesten, zulks met het oog op de toestand van de brug, die heelemaal klaar lag om in de lucht te vliegen
 Zoo kwamen we dan ten laatste in de nacht van Donderdag op Vrijdag 7 Augustus om half één in ons dierbaar stadje Naarden aan . Onderweg hadden we al gelegenheid om de vruchten van de mobilisatie te aanschouwen. Al die mooie boomen langs de Laarderweg waren meedoogenloos omgehakt, de ondereindjes stonden er nog. Ook had men al eenige huizen gesloopt …. ‘

EEN MILITAIRE VERRASSING EN EEN DOOIE BOEL

Eenmaal thuis werd Willem door zijn moeder en de andere familieleden hartelijk verwelkomd.  De legerleiding bleek bovendien een verrassing  voor hem in petto te hebben. Toen zijn moeder  hem het toegezonden militaire zakboekje overhandigde, bleek dat hij was  gelegerd in ……  de kazerne Oranje te Naarden. Een geluk bij een ongeluk, maar het weerzien met Naarden bleek voor Willem toch geen onverdeeld genoegen.   

“Het was een dooie boel hier in de stad. De tram mocht er niet door en niemand kon van buiten de stad binnenkomen tenzij met een zoogenaamde pas en wij  militairen mochten er heel niet uit. Het was dan ’s avonds kolosaal druk, want dan kwamen er  veel familieleden en bekenden van de soldaten over, doch vooral ’s Zondags was het enorm. Doch na een paar weken kwam daarin verandering, want op den duur had dat toch niet goed gegaan om al die soldaten maar steeds thuis te houden en daarom werd toegestaan dat elke dag een zevende gedeelte met verlof kon gaan. Toen was het met de grootste drukte uit, en eindelijk mochten we ook ’s avonds de stad uit, maar ’s avonds om 9 uur binnen. Later werd het 10 uur en met 1 Februari 11 uur”

Voor Willem (Lambertsz) de Gooijer en zijn meeste neven was de mobilisatietijd aangebroken. Het zou een tijd worden van paraatheid en weinig actie, want Nederland bleef gelukkig buiten de oorlog.  In de familiealbums staan de Naarder Schweizers
niettemin krijgshaftig afgebeeld. Enkele beelden zijn in dit verhaal opgenomen.
Toen de oorlog in 1918 was afgelopen, koos iedere ex-Schweizer zijn eigen weg.
Een aantal keerden terug in het vertouwde boerenvak, enkele andere  werden  politieagent,  postbode   of  gingen in een fabriek werken.                 


                                                     _________________________


1.. GOOISCHE  VILLAPARKEN – Ontwikkeling van het buitenwonen in het Gooi tussen    1874 en 1940.   --  uitg.  Schuyt & Co   --   ISBN 90 6097 277 5 


2. De vesting Naarden werd door het  Napoleontische Franse leger bezet gehouden.  Het pas  opgerichte Nederlandse leger belegerde de Vesting van November 1813 tot 12 mei 1814.  De Fransen trokken toen vrijwillig weg, nadat een Franse gezant  hen de val van Napoleon kwam melden. 




woensdag 27 augustus 2014